Ambassador, Italy
|
“Als ik iets nuttigs wist voor mij, en schadelijk voor mijn familie, zou ik het uit mijn geest bannen. Als ik iets nuttigs zou weten voor mijn familie, en niet voor mijn land, dan zou ik trachten dit te vergeten. Als ik iets zou weten dat nuttig is voor mijn land en schadelijk voor Europa, of nuttig voor Europa en nadelig voor de mensheid, dan zou ik dit als een misdaad beschouwen”.
(Charles de Secondat, Baron de Montesquieu, Pensées, 1720-1755)
Wanneer wij vandaag dit beroemde citaat van Montesquieu lezen zullen de meeste mensen dit beschouwen als ongelooflijk naïef, wild idealistisch in zijn oproep voor een universele ethische dimensie in een tijd waarin wat overheerst een veralgemeende terugval is in individualisme, lokaal - stam- en sektarisch denken.
De positieve mogelijkheden van de globalisatie in termen van zowel moderniteit als menselijk handelen kunnen steeds omgezet worden in een daadwerkelijke verbetering van de samenleving, maar voor dit ogenblik zijn de concrete eigenschappen van de huidige tijd eerder verontrustend. Het gevoel de controle te verliezen over de basis elementen die ons dagelijks leven bepalen is wijdverspreid in alle breedtegraden. De economische crisis, de verloedering van het milieu, transnationaal terrorisme, pandemische ziekten zijn alle wereldwijde problemen, maar er is geen echt antwoord voor hen. De natiestaat, tot nu toe het kader waarin individuen hun politieke keuze konden uitoefenen, is natuurlijk niet bij machte om deze problemen adequaat aan te pakken, maar tegelijkertijd is een “wereld staat” niet alleen on-mogelijk en onwenselijk, maar zelfs de kleinste vorm van een systeem van globaal bestuur is nog lang niet bereikt. Zodat mensen – die op zoek zijn naar zowel betekenis als bescherming – terechtkomen in een vernauwing van beperktere politieke kaders, waar ze specifieke identiteiten herontdekken die voorheen in de natiestaat waren geïntegreerd.
Om de zaken nog radicaler, nog meer dramatisch te maken moeten we er het effect van de economische crisis aan toevoegen, waardoor de marge voor compromissen verminderd wordt en een “zero”-som houding ten opzichte van de verdeling van middelen en welvaart wordt aangemoedigd. Het is een feit dat er vandaag praktisch geen enkel internationaal functionerend systeem bestaat: na de bipolariteit van de Koude Oorlog en de mislukte poging van de Verenigde Staten om een unipolair systeem op te richten, is de verwijzing naar “multi-polariteit” eerder prescriptief dan descriptief.
Meer en méér – vooral in het Midden Oosten, maar niet alleen daar – leeft het gevoelen dat “niemand verantwoordelijk is”, en dat wij gerechtigd zijn een oplossing voor onszelf te vinden, voor “ons eigen volk”, hoe ook gedefinieerd. In meer ontwikkelde gebieden, door vroegere banden van solidariteit te verbreken en kleinere, meer homogene politieke eenheden op te richten in minder ontwikkelde delen van de wereld – voornamelijk in het Midden Oosten, maar niet alleen daar – door een proces dat dikwijls leidt naar het tragisch alternatief tussen dictatuur en anarchie, beide onvermijdelijk geassocieerd met geweld en onmenselijkheid.
De geschiedenis is natuurlijk niet ten einde, en er zijn zowel politieke als economische agenda’s die moeten nagestreefd worden teneinde aan deze regressie te ontsnappen.
We menen echter, dat het onmogelijk zal zijn het huidige ontrafelen van vroegere integrerende structuren om te keren, zowel op internationaal als op nationaal vlak, zonder terug te keren naar wat Montesquieu bedoelde in de XVIIIe eeuw: de verruiming van de cirkel van erkenning van morele verantwoordelijkheid.
Wat kan de rol zijn van religie in het kader van zulke dringende taak? Maar is religie een deel van het probleem of de oplossing?
Er lijkt geen twijfel te bestaan dat religieuze identiteiten kunnen toegevoegd worden aan de lijst van Montesquieu’s lijst van “gedeeltelijke loyauteiten” die, alhoewel ze gewettigd zijn in zichzelf, het risico lopen te worden beleefd als gesloten, antagonistische identiteiten, tegengesteld aan een universele geest van morele verplichting en menselijke broederlijkheid.
Het zou logisch en historisch onjuist zijn, aan de ene kant ”religie” gelijk te stellen met “religieuze identiteit”. Religie is aan de ene kant transcendentie, eschatologie, theologie, liturgie en aan de andere een markeerder van identiteit die een particuliere gemeenschap definieert.
Wanneer wij spreken over religie en conflict, dan moeten wij duidelijk zijn over het feit dat wij ons richten tot één van de vele, dikwijls met elkaar verweven manieren waarop een groep mensen zich structureert en zichzelf omschrijft – niet erg verschillend van klas of ras. Historisch gezien kende de wereld (ik verwijs hier speciaal naar het Christendom) conflicten die voortkwamen uit theologische verschillen – gewoonlijk gemengd met machtsstrijd en geopolitieke rivaliteiten. Vandaag schijnt dit niet het geval te zijn, en de zogeheten religieuze conflicten handelen niet noodzakelijk over de transcendente essentie van de religie. Het gaat over politiek, en het wordt in het bijzonder in de hand gewerkt door gewelddadige leiders die religie gebruiken als een ideologie en als een middel voor consensus – een consensus die niet verwezenlijkt wordt op basis van een toenemen van religiositeit maar eerder een verhoogde behoefte aan identiteit en gemeenschap. Waarover we hier spreken is eerder een “toehoren”, en niet een “geloof”.
Het onderscheid is belangrijk omdat, na te hebben vastgesteld dat, wanneer wij ons richten tot hedendaagse conflicten, religie in haar authentieke spirituele essentie eigenlijk niet het probleem is, wij ons kunnen afvragen of, en hoe, zij een deel – een belangrijk deel – kan zijn voor de oplossing.
Niets automatisch, hier, maar eerder de behoefte aan een moedige en expliciete betrokkenheid van de kant van alle religies.
De centrale plaats van elke religieuze traditie moet zeker worden benadrukt, maar dat is zeker niet voldoende.
Sta me toe, als discussiepunten, de volgende vijf terreinen te suggereren waarin religies kunnen bijdragen tot de moeilijke maar onmisbare taak van het zich verzetten tegen conflicten en het bevorderen van vrede:
- Wanneer de daders van geweld beweren te handelen in de naam van religie, dan moeten ze zowel gelegitimeerd worden door de religieuze leiders als door de leden van de religieuze gemeenschap. Het vastberaden antwoord tegen onmenselijkheid moet zijn: “Niet in mijn naam” en “Niet in de naam van onze religie”. Dit impliceert ook een houding van zelfkritiek, in de zin dat – terwijl we terecht grieven kunnen uiten en vervolging of discriminatie veroordelen waarvan onze religieuze broeders het slachtoffer zijn – we bereid moeten zijn schuld te bekennen wanneer “onze mensen” religie en geweld met elkaar associëren. Ongelukkiglijk is deze obscene associatie in het verleden gebeurd en gebeurt het vandaag nog in verschillende delen van de wereld.
- Er kan geen dialoog zijn zonder respect, en het eerste teken van respect is toe te geven dat mensen van verschillende religies, of zelfs niet-gelovigen, even geloofwaardig kunnen zijn wat betreft ethiek. Ethische grondslagen die van de onze verschillen diskwalificeren gaat niet samen met dialoog steunend op respect.
- Religie heeft een zeer belangrijke rol te vervullen in het bestrijden van “gedeeltelijke ethiek” d.w.z. door een beperkte perimeter van ethische erkenning aan te brengen rond familie, natie, ras, geslacht, politiek – en ook rond het behoren tot een religie. Alle uitingen van menselijke identiteit zijn zowel geldig als legitiem. Wat niet legitiem is – en religies zouden hiervoor bijzonder gevoelig moeten zijn en bekwaam dit te bestrijden– aan een idool in een van deze dimensies een absolute status toe te kennen waarbij alle grenzen overschreden worden en mededogen tot zwijgen wordt gebracht.
- Religies moeten actief zijn in de burgerlijke maatschappij met het doel problemen aan te pakken die aan de basis liggen van conflicten die dikwijls voorgesteld worden onder een valse religieuze vlag: uitsluiting, ongelijkheid, onrechtvaardigheid, uitbuiting, corruptie. Religie moet niet het recht claimen te worden opgelegd in de politieke sfeer: theocratie is nooit “de heerschappij van God” geweest, maar eerder de heerschappij van hoofdzakelijk politieke leiders die zichzelf een goddelijk mandaat toekenden. Tezelfdertijd kan religie niet van de publieke ruimte uitgesloten worden, waar ze een belangrijke constructieve rol kan – en moet – spelen.
Het opleggen van de religie aan de politieke sfeer gaat blijkbaar niet samen met democratie en een plurale samenleving, maar de religie uit de publieke sfeer verbannen is even problematisch voor een democratie. Een seculiere staat en een religieuze burgerlijke maatschappij zijn niet incompatibel.
- Dialoog, maar waarover? Opnieuw moeten de verschillende aspecten van het begrip religie gedeconstrueerd worden. Zeker, theologen kunnen praten, concepten en overtuigingen verduidelijken: dit alles is nuttig voor een beter wederzijds begrip, een voorwaarde voor meer respect. Nochtans heeft de religieuze dialoog voornamelijk te maken met ethische kwesties – een gebied waar de verschillen minder uitgesproken zijn dan deze in theologie en direct verbonden zijn met problemen van geweld en samenleven.
Dialoog moet ertoe bijdragen gebieden van morele convergentie over waarden en principes te ontdekken waarbij een gezamenlijke actie kan worden nagestreefd.
Er is geen twijfel over dat vandaag de meest dringende taak erin bestaat de perverse link te doorbreken tussen identiteit en geweld, en dat de dialoog van religies hoofdzakelijk zou moeten streven naar een bevorderen van een universele aanvaarding van gemeenschappelijke ethische normen tegen geweld en voor vrede. Zonder uitzonderingen, zonder dubbele standaard, zonder moreel onverdedigbare partijdigheid.
Tot slot wil ik graag een boek in herinnering brengen dat geschreven werd in 1927 door Julien Benda, een boek waarvan de oorspronkelijke titel was La trahison des clercs, waarin Benda het verraad bloot legde van intellectuelen die universele ethische waarden de rug toekeerden om de rangen te vervoegen van sektarische, unilaterale verdedigers van natie, ras, klasse. Het lijkt me alleen maar eerlijk in deze lijst ook religie op te nemen. Uiteindelijk komt de Franse term clerc van het Latijnse clericus.
Wanneer we elkaar hier ontmoeten in een sfeer van open dialoog en wederzijdse erkenning en respect, wat ook onze verschillen mogen zijn, dan worden in te veel delen van de wereld mensen gediscrimineerd, verdrukt, tot vluchtelingen gemaakt en zelfs vermoord in de naam van religie. Dat is een schande, maar ook een bedrog en we hebben allen de morele plicht dit onvoorwaardelijk te bestrijden en systematisch te ontmaskeren.
|